Yke Hieminga
Zij werd geboren op 7 maart 1889 te Almenum (gemeente Barradeel), als 5de kind van Ulbes Jans Hieminga (1850-1929), boer in Almenum bij 1, en Aukje Abma (1854-1935).
Zij ging naar de lagere school en werkte daarna op de boerderij.
Op de ijsbaan in Harlingen leerde ze Gerrit Hendrik Dulfer kennen. Zij trouwden op 25 mei 1911 in Almenum. Zij kregen 3 kinderen, Henk (1912), Auk (1914), en Loes (1923). Zie info.
Yke was een spontane en hartelijke vrouw, die goed kon zingen en 'toneelspelen'. Zie karakterbeschijving.
Yke Hieminga overleed op 12 november 1972 te Ede (Jes. 49:16). Zie overlijdensbericht en In memoriam.
Hieronder enige informatie over de ouders en de broers en zusters van Yke.
Familie van Yke Hieminga
Ulbe Jans Hieminga
Geboren: 28 april 1850 te Hydaard/Hennaarderadeel
Overleden:16 april 1929 te Huizum
Aukje Abma
Geboren: 30 maart 1854 te Wymbritseradeel
Overleden: 26 januari 1935 te Oosthem
Zij trouwden op 11 mei 1878 te Wymbritseradeel
Voor meer informatie over de familie, zie Familie Hieminga
Karakter
Volgens haar dochter Loes was ze vrolijk - optimistisch, soms wispelturig. Ze was een echte huisvrouw. Met een goed verstand, maar zonder opleiding. Slechts lagere school gehad. Ooit geprobeerd om een studieclubje engelse taal te volgen, maar al snel gestaakt. Op een tennisclubje gezeten met Martha Pereboom, Riek Weener (vrouw van hoofd plantsoenendienst), Truus Frouws en Ger Houtman.
Zie ook toespraak van zoon Henk Dulfer bij haar begrafenis.
Kon goed zingen en toneelspelen zoals bleek bij volgende voorval. Dochter Loes: Bij het begin van de spoorwegstaking (september 1944) waren Vader Hendrik en Moeder Yke ondergedoken bij schoondochter Alie Dulfer-Ploeg in de Grotestraat te Ede. Op een dag ging Moeder Yke samen met Loes kijken in hun huis bij het station (Stationsweg 133 te Ede). Ze liepen naar binnen. Toen ze weer naarbuiten (met een eierrekje) kwamen werden ze aangehouden door een Duitse spoorbeambte. Moeder Yke moest mee naar de Ortskommandantur in het dorp. Loes ging spoorslags naar de Grotestraat. Daar wachtte ze met Alie op bericht over Moeder.
Om 5 uur •s middags kwam Yke aanwandelen. Ze was door de Duitsers ondervraagd naar de verblijfplaats van Vader Hendrik. Ze had een scène opgevoerd en huilend gezegd "'k Wou dat ik wist waar hij was". Ze moest de Duitsers beloven dat ze zich meteen bij hen zou melden als Vader terugkwam. De Duitsers hebben overigens nooit huiszoeking gedaan.
Dochter Aukje: Moeder Yke bracht vrolijkheid in huis. Vergeleken met haar man Hendrik (die bedachtzaam en nogal rechtlijnig was) was ze veel uitbundiger, maar ook oppervlakkiger. Ze was (vooral 's ochtends) druk met het huishouden. Huis schoonhouden, eten koken, groenten en fruit inmaken (wecken), e.d.
Voor allerlei klusjes deed ze overigens een beroep op Braafhart, een ondergeschikte van Vader Hendrik. Aukje herinnert zich dat Braafhart soms zelfs de schoenen poetste. Voor Hendrik bracht hij elke dag de tassen met werkstaten van kantoor naar het huis (en terug)
Yke ging niet naar de vrouwenvereniging (wanneer werden de Geref. Vrouwenvereniging en de NCVB in Ede opgericht?). Was het dorp 's avonds te ver weg? Misschien was het ook schuchterheid die te maken had met haar gebrek aan opleiding/kennis. Ze had daardoor wellicht een minderwaardigheidsgevoel (waarvoor ze volgens Aukje overigens niet openlijk uitkwam) en was daardoor in zeker opzicht verlegen om een bepaald soort gesprekken te voeren. (Ook bijvoorbeeld bij het zondagse koffiedrinken na de kerk bij de familie Pereboom aan de Berkenlaan/Prinsesselaan?)
Volgens Loes had Yke geen minderwaardigheidscomplex had (zoals Aukje beweert) en daarom niet deelnam aan gesprekken.
Dochter Loes; hij hield van spelletjes, vooral van kaartspel PANG, het 'gereformeerde bridgen'. Ze was daar zeer gehaaid in; Loes verdenkt haar er van soms te 'smokkelen' (vals te spelen). Andere spelletjes waren sjoelen, schaken en dammen.
Zaterdagavond was het pinda's pellen/eten.
Volgens kleinzoon Jaap liep ze elke woensdag alle kramen op de markt af om goedkope artikelen te kopen.
(1-8-2001) Rie Dijksterhuis - de Nooij herinnert zich een kerkdienst in de Noorderkerk. Yke stond op en ging met Loes naarbuiten. Loes stribbelde tegen, waarbij ze hardop zei "Ik hoef helemaal niet". De familie de Nooij glimlachte omdat Yke Loes gebruikte om haar eigen 'hoge nood' te camoufleren. Loes bevestigt dit verhaal.
(augustus 2001) Sina Hoogenboezem-Cordes herinnert zich Yke als een hartelijk en meelevend persoon. Sina bezocht begin (?) van de oorlog vaak haar man Arie in het militair hospitaal in Utrecht. Hij werd daar verpleegd i.v.m. TBC. Ze ging dan met de trein naar Utrecht en stalde haar fiets bij Yke en Hendrik. Als ze - verdrietig van het bezoek- terug kwam van haar bezoek wachtte Yke haar op en nodigde haar uit om binnen te komen en een kopje thee te drinken.
Hobbies
Yke kon goed zingen en 'toneelspelen' (zie karakter).
Zij hield van spelletjes, vooral van kaartspel PANG, het 'gereformeerde bridgen'. Ze was daar zeer gehaaid in; Loes verdenkt haar er van soms te 'smokkelen' (vals te spelen). Andere spelletjes waren sjoelen, schaken en dammen.
![]()
Schoolopleiding
Lagere school in Almenum (bij Harlingen)
Verder geen opleiding genoten.
Beroep: helpen op de boerderij. Dochter Aukje herinnert zich dat Moeder Yke vertelde dat ze een keer bijna aangerand was. Door vechten en hard schreeuwen was ze ontkomen.
Maatschappelijk betrokkenheid
Hulp bij het organiseren van een bazar van de kerk. Geen lid geweest van de vrouwenvereniging, e.d.
Vriendinnen
De kring vriendinnen omvatte Martha Pereboom, Gees van Tuinen (vrouw van hoofd plantsoenendienst), Costera de Nooij, Riek Weener, Francien Veldhorst, Truus Frouws en Ger Houtman-Mol*). Om beurten organiseerden zij theekransjes.
*) Ger Houtman-Mol en haar man man Arie waren hervormd. Hij was majoor bij het leger. Legerofficieren en hun echtgenoten hadden meestal hun eigen, aan het leger gekoppelde, sociale circuit. Het was dus heel bijzonder dat zij tot de goede vrienden behoorden. Bertha en Eef Mol, de twee ongetrouwde zusters van Ger, die in het huis Rustenburg aan de Stationsweg woonden, stonden als de 'dames Mol' bekend. Yke ging daar ook op bezoek.
Huwelijk
Getrouwd op donderdag 25 mei 1911 te Almenum. Zie huwelijksacte.
Ontvangdag op donderdag 23 mei 1911 van 3-5 uur bij J. Hieminga (broer Jan U.), Midlumerweg 12, Almenum (?)
Hendrik Dulfer leerde Yke Hieminga kennen op de ijsbaan in Harlingen.
N.B. De trouwdatum 25 mei viel samen met de trouwdatum van Yke•s twee oudere zussen en oudere broer. Die waren alle drie tegelijkertijd getrouwd op 25 mei 1905.
Ouders
|
1885 - 1967 |
1889 - 1972 |
|
Vader: Johannes Hendrik Dulfer 1853 - 1945
Moeder: Louisa Gesina Gijsbers 1848 -1921
Getrouwd op ... te ... |
Vader: Ulbe Jans Hieminga 1850 - 1929
Moeder: Aukje Fokje Abma 1854 - 1935
Getrouwd op 11 mei 1878 te Wymbritseradeel |
Kinderen
|
Johannes Hendrik (Henk) Geboren: 18 april 1912 te Leeuwarden Overleden: 18 juni 1983 te Ede |
Geboren: 4 maart 1908 te IJsselstein Overleden: 14 maart 1998 te Ede |
|
Aukje (Aukje) Geboren: 29 augustus 1914 te Leeuwarden |
Louis van Stralen Geboren: 21 augustus 1909 te Leiderdorp Overleden: 10 juli 1996 te Driehuis |
|
Louise Gezina (Loes) Geboren: 8 october 1923 te Ede |
Jaap van der Burg Geboren: 28 maart 1911 te Vlaardingen Overleden: 26 december 1996 te Driehuis |
Woonplaatsen/huisvesting
Leeuwarden
Na huwelijk gingen ze wonen in Leeuwarden. (Gerrit) Hendrik kwam op 5-10-1910 vanuit Harlingen; Yke op 8-6-1911 vanuit Almenum.
Volgens het Bevolkingsregister woonden ze daar op de volgende adressen:
• Nieuwstad 16 (7-3-1989 - 5-10-1910)
• Marie Louisestraat 26 (5-10-1910 - 8-6-1911)
• Kanaalstraat 20 (8-6-1911 - 20-01-1917)
Noot: in diezelfde tijd woonde in Leeuwarden volgens het Bevolkingsregister ook nog Johannes Theodorus Dulfer, geboren 28-3-1878, stucadoor uit Amsterdam, met zijn gezin: Femke Eding (geb. 10-2-1876 te Sneek), Bertha Theodora, Johannes Theodorus, Gerrit en Theodorus Johannes.
Princenhage
Blijkens de stamkaart van de gemeente Princenhage werd op 20 januari 1917 ingeschreven Gerrit Hendrik Dulfer, opzichter SS, samen met vrouw en twee kinderen (Henk en Auk). Zij woonden: Emerweg 46 (straat, plein, weg, park)
Op 4 Juli 1918 werd Gerrit uitgeschreven naar Harderwijk.
Vrouw en kinderen werden op 28 september 1918 uitgeschreven naar Ede.
Ede/Harderwijk/Barradeel
Volgens de stamkaart komen Yke, Henk en Auk op 4-10-1918 naar Ede en gaan wonen op het adres Stationsstraat 60, Ede.
Enkele dagen later (16-10) vertrekken ze alweer naar Barradeel om pas op 25-2-1919 definitief naar Ede te komen. Enkele dagen later (3 maart 1919 ) komt Hendrik vanuit Harderwijk naar Ede. Hij heeft in Sonnevanck in Harderwijk dus blijkbaar 8 maanden gekuurd voor zijn TBC.
*) In het boek Oud-Ede, vertellingen uit ons dorp van H.J. Nijenhuis (Vendet/Europese Bibliotheek, 1979; ISBN 90 288 5092 9) wordt verteld dat de bekende Jan Tulp in 1846 -op 25-jarige leeftijd- uit Zaandam naar Ede verhuisde wegens de gezondheidstoestand van zijn vrouw. Als een dokter, met de beperkte mogelijkheden van die tijd, in een slepende ziekte geen gat meer zag, werd als enige redmiddel aangeraden naar de Veluwe te trekken, in de hoop dat de dennenlucht genezing zou brengen. Helaas niet voor haar, want al spoedig na haar komst in Ede overleed zij.
Ede
Op 4-10-1918 naar Ede en gaan wonen op het adres Stationsstraat 60, Ede. Ook bij de gemeente Ede staat Gerrit te boek als Opzichter S.S. (Staats Spoorwegen).
Noot: in 1921 (?) wijzigt de gemeente Ede de naam Stationsstraat in Stationsweg; het huisnummer verandert meerdere malen: in 1921 van 60 naar 83 (Stationsweg!); in 1930 naar 111; in 1941 naar 133. In 1928 woont in het huis naast Gerrit en Yke (nummer 81) stationschef S.S. J.Ch. Muuren en zijn gezin. Aan de overkant van de Stationsweg bevond zich Hotel Welgelegen beheerd door de familie van den Berg. Dochter Loes herinnert zich (2002) dat daar op een nacht brand uitbrak. Broer Henk schoot ook te hulp. Hij kwam met een plant uit het brandende gebouw lopen; 'of all things': een plant.
zie foto's van huis (o.a. uit 1929) Omstreeks 1921 (?) liet Hendrik op de bovenverdieping van het huis, aan de spoorkant, een zelf ontworpen dakkapel aanbrengen (vergelijk foto spoorwegovergang uit 1915 en 192x). Dochter Loes herinnert zich (2002) dat ze 's avonds nogal eens voor het raam naar het station stond te kijken. Maar op een avond wandelden haar ouders op het station en zagen Loes voor het raam. Ze kreeg behoorlijk op haar kop. Loes lag op die kamer -met haar 9 jaar oudere zus Aukje- in een tweepersoonsbed. Als Aukje later op de avond naar bed kwam drukte die Loes altijd van het door haar voorgewarmde plaatsje af. Afschuwelijk.
Zie ook foto's van het interieur. Loes herinnert zich dat ze een keer vanuit de rollende kinderstoel aan het wapperende kleed op de schoorsteenmantel trok. Alles wat er op stond kwam kletterend naar beneden.
Ze herinnert zich ook de komst van een Protos stofzuiger en het gebruik van een rolzuiger.
Omstreeks 1950? verhuisden zij naar ene neiuw gebouwd huis aan de Prinsesselaan 15 in Ede. Vandaar vertrokken zij in 1965? naar een aanleunwoning Louisde Henriettelaan 5 in Ede (tel. 08380 8190).
Gezin
Yke had twee- of drie-maal in de week een meisje (werkster). De meisjes waren volgens dochter Auk niet gereformeerd.
Yke bracht de gezelligheid in huis.
Yke had duidelijke opvattingen. Gerit hield zich altijd maar stil als Yke 'moeilijk' was. Yke hield dan vanzelf op. Yke zei soms tegen Vader: 'zeg nou ook 's wat', zoals ze hem later wel opjutte met de opmerking 'toe, juh'.. Er werd bijvoorbeeld gepraat over 'kerk en maatschappij', maar het waren geen diepgravende gesprekken.
Yke's wil was wet?
Verder trokken Hendrik en Yke er veel op uit. 's Avonds op bezoek gaan (of bezoek ontvangen). Verder fietsen en wandelen. De contacten beperkten zich merendeels tot gereformeerde kennissen. Dochter Auk kan zich als enige uitzondering een hervormde officier (???) en zijn vrouw herinneren die samen wel eens op bezoek kwamen.
Ook kwamen regelmatig familieleden uit Friesland logeren. Soms ook omdat ze voor zaken in de buurt moesten zijn en dan een nachtje kwamen slapen. De familieband met de familie Hieminga was intenser dan met de familie Dulfer in Winterswijk.
De zondag was een speciale dag. Dan werd gebruik gemaakt van de 'voorkamer', een nette kamer die gedurende de week niet gebruikt werd (behalve misschien voor bezoek?). Ook werden op die dag speciale kop en schotels gebruikt en was er bij het middageten een toetje.
Zondag drinken ze koffie bij de familie Pereboom Sr, die met een ongetrouwde dochter tegenover de School met de Bijbel woont (villa Rosalinde?). Na het overlijden verplaatst het koffiedrinken zich naar Dirk Pereboom (getrouwd met Martha), die aan de Berkenlaan woont en later naar de Stationsweg .. (hoek Prinsesselaan) verhuisd.

Koffiedrinken bij Pereboom (1975)
V.l.n.r. Dirk Pereboom, Hendrik Dulfer, Jan Pereboom, Martha Pereboom, Yke Dulfer
Ook wordt samen Sinterklaas en Kerstfeest gevierd. 'Oom' Dirk zette een zeer (!) grote kerstboom op met zilveren versieringen. Op een van de twee kerstdagen waren ze te gast. 'Oom' Dirk las het evangelie uit Lucas 2; 'Tante' Martha een kerstverhaal. De kinderen kregen een mandarijn in zilverpapier. Dat was een HEEL bijzondere traktatie want er waren haast geen mandarijnen te krijgen.
's Zomers kregen ze gedurende een paar weken een rooms katholieke officier te gast. Die vervulde in Ede zijn dienstplicht als reservist (herhalingsoefening). Hij was hoofd van een R.K. school in Oss. Het was een gezellige man; wederzijds veel plezier. Men praatte o.a. over overeenkomsten en verschillen tussen beider geloofsgemeenschap.
Ook waren ze een adres voor zondagse opvang van officieren-in-opleiding (SROBA) in Ede. Tot de gasten behoorden o.a. Henk de Jonge, Garmt Kieft en Dick Mantz. Voor de dochters was het leuk deze jonge mannen over de vloer te hebben.

SROBA-gasten (1938)
Tenslotte waren ze een logeeradres voor predikanten die in Ede kwamen preken (en niet op zondag mochten reizen), o.a. Ds Allaart (die na de preek op het logeeradres een geklutst ei met cognac kreeg omdat dat goed voor de keel was) en Ds van Nes (tegen wie Loes een keer zei dat ze bij hen aan tafel niet met een volle mond mochten praten).
De familie Pereboom behoorde tot de zeer goede vrienden. Dirk Pereboom stalde •als hij met de trein op reis moest- zijn fiets altijd bij Vader en Moeder en kwam na terugkeer altijd een kopje koffie drinken en vertellen. Heel gezellig. Auk denkt dat hun relatie stoelde op de friese achtergrond en de vrolijkheid van Yke (naar buiten). Overigens wilde Yke -volgens Auk- ook wel eens het contact stop zetten omdat ... ??de gesprekken haar boven de pet gingen??
Hij schonk de grond voor de bouw van de Zuider/Beatrixkerk. Toen de kerk klaar was en een boer op de voorgevel de letters PX zag lokte dat de volgende reactie op: dat Pereboom de grond geschonken heeft is mooi, maar dat nu op de voorgevel "Pereboom en Consorte" moet staan gaat te ver. Pereboom moest er hartelijk om lachen.
Loes herinnert zich nog levendig hoe er omstreeks 1929 elektrisch licht in huis kwam. Het was werkelijk een wonder dat je met een knopje aan de muur licht aan het plafond kon aandoen. Daarvoor werd van gasverlichting (?) gebruik gemaakt.
Ook de komst van de eerste stofzuiger (merk Protos) was begin dertiger jaren een hele gebeurtenis. Er werd daarvoor van een rolzuiger gebruikt gemaakt. Wat overigens ook als een hele uitvinding werd gezien.
Anekdote: toen ze al oud waren en Hendrik vanwege zijn gezondheid wat meer in beweging moest zijn jutte Yke hem op de opmerking: toe je, loop eens even om de tafel.
Hobbies/cultuur/kunst
Yke leerde in haar ouderlijk huis orgel spelen. Na haar huwelijk met Hendrik werd er in hun huis vaak op het orgel gespeeld. En gezongen. Yke en Hendrik konden beiden goed zingen. Later, in Ede, kwam tweemaal in de week een clubje vrienden op bezoek om samen te zingen. Bijvoorbeeld Duitse liederen uit 'Liederschatz'. Op zondag werden geestelijke liederen gezongen.
Er was geen aandacht voor kunst en cultuur. Wel gingen Hendrik en Yke samen regelmatig naar de concertzaal Musis Sacrum in Arnhem; voornamelijk voor uitvoeringen van Brandts Buys. Ze bezochten concerten van de Oratoriumvereniging, waarin hun vriendin Martha Pereboom zong.
Ook gingen ze wel met vrienden in Arnhem naar de bioscoop. Op dat punt waren ze dus ruimer dan velen uit hun kring (zie Parade der Mannenbroeders). Auk mocht ook wel met vriendinnen naar de bioscoop (omstreeks 1921). Overigens werd er niet gebridged. In plaats daarvan speelde men wel het kaartspel Pang, ook wel 'gereformeerd bridge' genoemd.
Hendrik las veel; Yke niet. Hendrik las vooral goede, gereformeerde kost. Ze waren lid van de boekenclub van de protestantse uitgeverij Kok in Kampen. O.a. Sil de Strandjutter van Cor Bruin. Ze waren abonnee van het dagblad De Heraut (Standaard?) en het protestantse weekblad De Spiegel. Ook hadden ze een abonnement op de (seculiere) leesportefeuille, waarin o.a. bladen voorkwamen als Panorama, De Lach en Het Leven. Yke las het blad ... met daarin adviezen van de beroemde VU-hoogleraar pedagogiek Jan Waterink.
Opvoeding van de kinderen
Loes: De kinderen worden streng opgevoed. Zondags tweemaal naar de kerk (orgelpijpen tellen!), alleen wandelen (niet fietsen!) of lezen, verder spelletjes doen en WANDELEN! (dat laatste heeft ze teveel gedaan; ze vindt fietsen nog steeds leuker! (2001)). In de puberteit zondagmiddag met haar vriendin Truus Frouws en de hond van Truus wandelen, waarna men om beurten bij de een of de ander blijft eten.
Zie links fot van Loes komend uit de kerk in 1936.
Rie Dijksterhuis - de Nooij (2002) herinnert zich een kerkdienst in de Noorderkerk. Yke stond op en ging met Loes naar buiten. Loes stribbelde tegen, waarbij ze hardop zei "Ik hoef helemaal niet". De familie de Nooij glimlachte omdat Yke Loes gebruikte om haar eigen 'hoge nood' te camoufleren. Loes bevestigt dit verhaal.
Dochter Loes herinnert zich dat zij volgens Henk en Auk het veel makkelijker heeft, maar dat blijkt betrekkelijk. Ook voor haar zijn er duidelijke regels. Ze mag niet met Truus Frouws naar de film, hoewel Moeder Frouws in de filmkeuringscommissie zit.
Ook moet ze een afspraak met een vriendinnetje om op zondagmiddag te gaan fietsen afzeggen. Haar argument dat ze •s zondags ook op de fiets naar de Noorderkerk gaan levert niets op. Het maakt een groot verschil of je naar het Godshuis gaat of gewoon fietsen.
Bij haar (geringe!) protest aangaande geloofszaken werd door haar ouders verwezen naar 'de Bijbel van kaft tot kaft'.
Er was geen sprake van seksuele opvoeding (zie A.C. de Gooijer, Het beeld der vad'ren, Bosch en Keuning, 1964). Loes herinnert zich dat ze een keer spelend met Truus Frouws hoorde vertellen dat een bepaalde •buurvrouw• een kind gekregen had. Dat leek hen onmogelijk want ze hadden haar de vorige dag nog blakend van gezondheid zien rondlopen. Ze wisten uit ervaring dat bij het krijgen van een kind een vrouw •ziek was•, want die lag dan altijd in bed. De •buurvrouw• was niet ziek, dus •
Ook een vraag aan tafel naar de betekenis van het woord •voorhuid• voorkomend in een Bijbellezing aan tafel leverde geen uitleg op, maar een wat lacherige reactie. Loes dacht aan voorhoofd.
De strenge lijn wordt in huis door Vader ingebracht (Auk noemt hem rechtlijnig), niet Moeder (Auk noemt haar makkelijker). Overigens is Vader niet zo streng als zijn zwager Anne van der Meulen, getrouwd met Tjits Hieminga. Die scheert zich op zaterdagavond (niet op zondag) en maakt op zondag geen gebruik van de telefoon omdat dan de telefoniste voor hem moet werken.
Moeder Yke had weinig consideratie met de geringe eetlust van Loes. Vader Hendrik nam de vellen van de melk voor zijn rekening en ook de 'velletjes' van het vlees. Moeder en Loes hadden soms de slappe lach, waar vader Hendrik niets van snapte.
Huwelijksacte 25-05-1911
Gerrit Hendrik Dulfer, oud 25 jaar, spoorwegopzichter, geboren te Winterswijk, wonende te Leeuwarden, meerderjarige zoon van Johannes Hendrik Dulfer, boomkweeker en Louisa Gijsbers, zonder beroep, echtelieden wonende te Winterswijk.
Yke Hieminga, oud 22 jaar, zonder beroep, geboren en wonende te Almenum, meerderjarige dochter van Ulbe Hieminga, landbouwer en Aukje Abma, zonder beroep, echtelieden wonende te Almenum.
Getuigen
Herman August Dulfer, oud 30 jaar, boomkweeker, wonende te Winterswijk
Carel Dulfer, oud 22 jaar, timmerman, wonende te Winterswijk
Jan Hieminga, oud 30 jaar, landbouwer, wonende te Harlingen
Anne van der Meulen, oud 34 jaar, graanhandelaar, wonende te Dokkum
Oorlogservaringen 1940-1945
In 5 november 1942 werd Gerrit Hendrik door de Duitsers gearresteerd, tezelfdertijd als zijn zoon Henk, en op 6 november 1942 binnen gebracht in de gevangenis van Scheveningen (gevangene nummer 9287). Hij kwam op 14 mei 1943 weer vrij.
8 september 1944: baanvak Utrecht-Ede onbruikbaar (zie Boeree over rol Hendrik)
In September 1944 riep de Nederlandse regering in Londen op tot een spoorwegstaking. Hendrik vond staken buitengewoon moeilijk. Het draaiend houden van het spoor was voor hem een heilige plicht. Dochter Loes denkt dat Vader misschien ook bezorgd was over het negatieve effect dat zijn staakgedrag zou kunnen hebben voor Moeder Yke en schoondochter Ali Dulfer-Ploeg (zoon Henk zat nog steeds gevangen). Zouden de Duitsers hen wellicht aanpakken als hij onderdook?
Volgens zoon Henk (zie toespraak bij begrafenis) wist Vader zich in sterke mate dagelijks verantwoordelijk voor het leven van duizenden treinreizigers. Deze verantwoordelijkheid drukte hem zo zwaar en hield hem 46 jaren zo in de ban, dat hij in de Tweede Wereldoorlog de grootste moeite had het werk van sabotage door de Ondergrondse aan spoorbruggen en spoorlijnen te kunnen aanvaarden. Het leven van de treinreizigers, hoewel hij ze persoonlijk meestal niet kende, waar hij jaren voor gezorgd had, ging hem ook in die tijd ter harte, en deze sabotagedaden brachten bij hem grote spanningen teweeg. Dat hij door de Duitsers zes lange maanden in de gevangenis te Scheveningen werd vastgehouden, was op geen enkele wijze geen enkele wijze van invloed op zijn instelling, "veiligheid voor alles".
De ondergrondse moest Hendrik uiteindelijk dwingen om zijn werk te staken en onder te duiken. Dochter Auk werkte op dat moment tijdelijk in het Johannieterziekenhuis in Bennekom. Zij regelde dat Vader een week in het ziekenhuis opgenomen werd. Na deze 'medische onderduikperiode' trokken Vader en Moeder in bij hun schoondochter Ali Dulfer-Ploeg en haar 3 kinderen, Grootestraat 13 te Ede. Vandaar verhuisden ze naar Marie de Nooij in de Brouwerstraat in Ede.
Noot: Volgens Auk moest Hendrik onderduiken omdat de Duitsers hem verantwoordelijk hielden voor het niet voorkomen van het opblazen van de spoorlijn richting Utrecht door het verzet. Auk bracht Hendrik met een taxi naar het Johannieter ziekenhuis. Toen ze alleen terugkwam bij het huis aan de Stationsstraat, stond daar een Duitser die haar taxi wilde gebruiken. Voor dit geregeld was reed de taxi echter weg. De Duitser was woedend. Auk moest zich eruit praten. Auk bleef nog enige tijd in het huis aan de Stationsstraat. Ze verborg zich vaak in een schuilkamertje achter een van de kleine slaapkamers.
De meubels uit het huis aan de Stationsweg werden op een platte wagen naar de boerderij van Braafhart (ook werkzaam op het station Ede-Wageningen) gebracht. Veel kostbaarheden, waaronder tin, muziekboeken enz, werden in kisten gestopt en begraven in het kippenhok achter het huis aan de Stationsstraat (Loes) of achter het huisje aan het einde van de tweede tuin (Auk). Maar Duitse spoorwegbeambten zochten het terrein af waarbij ze met ijzeren staven in de grond prikten. De kisten werden gevonden en de inhoud geroofd.
Op een dag ging moeder Yke samen met Loes kijken in hun huis bij het station Ede-Wageningen (Stationsweg 133). In de kelder vond Moeder een onnozel houten eierrekje. Ze nam het ondanks protest van Loes mee, verstopt onder haar bontmantel. Buiten werden ze aangehouden door een duitse spoorbeambte. Ausweis laten zien. 'Wo is Ihr Mann?' vroeg hij Yke: 'Boven de rivieren. 'k Wou dat ik wist waar hij was.' Ze moest mee naar de Ortskommandantur in het dorp. Loes nam de benen, leende bij kennissen een fiets en reed snel via een achterweggetje naar de Grotestraat om Vader te waarschuwen. 'Moeder is opgepakt'. Daar wachtte ze met Alie op bericht over Moeder. Hendrik dook meteen onder bij de familie .....
Om 5 uur 's middags kwam Moeder aanwandelen. Ze was vrij gelaten. Men had haar ondervraagd over de verblijfplaats van Hendrik. Ze had een sc•ne opgevoerd en huilend gezegd "'k Wou dat ik wist waar hij was". Ze moest beloven dat ze zich meteen kwam melden als Vader terugkwam. De Duitsers hebben overigens nooit huiszoeking gedaan.
Hendrik en Yke doken meteen onder bij de zusters Cor en Anne de Nooij, die diep in het onderduikersverzet zaten. Later -toen de grond daar te heet onder de voeten werd- bij de familie Schraa (buurman van Ko en Anne de Nooij). Schraa was hoofd van School met den Bijbel B aan de Telefoonweg.
Dochter Auk kreeg gewoon een Ausweiss om samen met een collega-verpleegster Em(my) Wiebenga per fiets naar het noorden te gaan om eten te zoeken/kopen. Op de terugweg uit Friesland ging Lies van Tuinen, die daar enige tijd was geweest, ook mee naar Ede. Auk had o.a. twee kazen, vet en boter bij zich. De brug bij Zwolle was afgesloten. Ze moesten toen in Wijhe (of Olst) de IJssel oversteken. Tijdens een overnachting werd een halve kaas gestolen. Auk heeft er in 2001 wel begrip voor dat andere onderduikers een deel meenamen.
Inmiddels had Hendrik nog wel de zorg voor ander spoorpersoneel dat ook staakte. Volgens dochter Auk haalde hij (maandelijks?) geld op bij de bank, verdeelde dit in enveloppen en zorgde dat die bij het spoorpersoneel kwamen. Vermoedelijk ging het om geld dat door bankiers in het geheime 'Nationaal Steunfonds' was ondergebracht. Binnen dit steunfonds speelden de gebroeders van Hall een cruciale rol (zie boek van Milja van Tisedlhof, Banken in bezettingstijd, Contact, 2003).
Na enige tijd moesten Hendrik en Yke hun onderduikadres bij de dames de Nooij verlaten. Ze doken toen onder bij meester Schraa (buurman van Ko en Anne de Nooij). Meester Schraa was (boven)meester van de School met de Bijbel B aan de Telefoonweg. Kleinzoon Gerard zat later bij hem in de klas en werd door hem in de zesde klas voorbereid op toelating tot de HBS.
Loes zag na de oorlog een jonge vrouw in één van haar (geroofde) jurken lopen. Het was een speciale jurk, gemaakt van twee oude jurken. Ze hield de vrouw staande, maar die beweerde dat ze hem gekocht had. Het was een vrouw die met Duitsers omgegaan was. De politie zei tegen Loes dat ze niets konden doen.
Zie verder Yke's bewijs van betrouwbaarheid van juni 1945.
Spoorwegstaking 1944
Zie literatuur.
Literatuur
- Th. A. Boeree, Kroniek van Ede gedurende de bezettingstijd, Drukkerij J. Frouws & Zoon, Ede, 1949
- H. van Wijnen & M.H. Snijders, Zo lang wij leven, Drukkerij v/h Ter Hoeven, Velp, 1965
- J.A.Faber (redactie), Het Spoor, 150 jaar Spoorwegen in Nederland, Meulenhoff Informatief, Amsterdam, 1989
- V. Lagerwij & G. Plekkringa, Ede 1940-1945, BDU N.V., Barneveld, 1990
Bewijs van betrouwbaarheid 1945

Bewijs van betrouwbaarheid van Yke Dulfer-Hieminga