Dirk Klapwijk

27 juni 1865 - 7 juli 1950
Geboren
dinsdag 27 juni 1865
Berkel en Rodenrijs, Nederland
Overleden
vrijdag 7 juli 1950
Berkel en Rodenrijs, Nederland
Meer informatie Kerk & maatschappij Loopbaan

Klapwijk

Dirk werd geboren op 27 juni 1865 te Berkel en Rodenrijs als tweede zoon van Arie Klapwijk (1835-1919), winkelier en landbouwer, en Neeltje van Vliet (1833-1913). Zijn ouders waren geboren in Bergschenhoek, respectievelijk Nieuwerkerk aan de IJssel.

Dirk was het grootste deel van zijn leven tuinder in Berkel. In zijn jeugd verkocht hij m.b.v. een kruiwagen groente (radijs) langs de deuren. Later werd hij tuinder aan de Klapwijkseweg 50 in Berkel.

Hij trouwde op 30-jarige leeftijd (10 mei 1895) met Maartje Verhoeff (1871 - 1953). Zij kregen 13 kinderen. Zie voor meer familiegegevens ook de website www.dklapwijk.info.

Dirk en Maartje waren maatschappelijk o.a. actief als leden van de gereformeerde kerk in Berkel. Dirk was samen met zijn broer Piet zelfs een van de oprichters van de lokale kerk. 

Dirk was volgens zijn nazaten een bijzonder mens. Drie voorbeelden daarvan. 

In een tijd waarin het heel gewoon was dat tuinders voor hun zoons geen andere toekomst zagen dan het tuindersbedrijf en voor hun dochters slechts het huwelijk, zeker geen opleiding, in het verschiet lag liet hij dochters en zoons studeren. Zo gingen bijv. Teuntje en Jannetje naar de kweekschool (opleiding tot onderwijzer) en mocht zoon Piet een opleiding tot predikant aan de Vrije Universiteit volgen.

In een tijd waarin veel tuinders en andere werkgevers hun arbeiders alleen voor geleverd werk betaalden, d.w.z. in de wintermaanden geen betaling, betaalde Dirk zijn arbeiders in de wintermaanden door. Hij vond dat zijn christenplicht.

Verder speelden Dirk en zijn broers een belangrijke rol in de totstandkoming van de Gereformeerde Kerk van Berkel en Rodenrijs aan het eind van de 19de eeuw (Doleantie).

Dirk Klapwijk overleed op 07-07-1950 te Berkel en Rodenrijs

Meer informatie

Kerk & maatschappij Loopbaan

Kerk & maatschappij

In 1890 en volgende jaren speelden de broers Dirk, Arie en Piet Klapwijk een belangrijke rol in de totstandkoming van de Gereformeerde kerk van Berkel en Rodenrijs.  (zie voor meer informatie de publicatie A. Sonneveld, Vijftig jaar Gereformeerde Kerk te Berkel en Rodenrijs, 1974; het boekje beschrijft de periode 1891-1941)

Herinneringen van Jannetje Luijendijk-Klapwijk

15 maart 2001: na enkele jaren werden de plaatsen in de kerk opnieuw 'verloot'. De familie Klapwijk kreeg dan een hele kerkbank toegewezen. Vader Klapwijk zat meestal (samen met één van zijn kinderen) in de kerkeraadsbank. 

Predikanten van buiten, die op zondag in Berkel kwamen preken, logeerden vaak van zaterdag tot maandag op de logeerkamer bij  de familie Klapwijk. Bedenk: Vervoer op zondag was problematisch, helemaal als je - zoals de meeste Nederlanders - geen auto had. Maar bovendien vonden de meeste Gereformeerden dat reizen op zondag deze dag ontheiligde. Reizen op zondag deed je niet.

Lidmaatschap van de kerk bepaalde ook veel andere zaken. Omdat er in Berkel alleen een katholieke huisarts was en Vader Klapwijk een arts uit eigen kring wilde hebben liepen de kinderen - als ze naar het spreekuur moesten - naar dokter Hoedemaker in Bergsenhoek.

27 october 2000: Op zondag kwamen de ingebonden jaargangen van de Spiegel tevoorschijn en het kleine theeserviesje. Door de week waren die mooie dingen niet toegankelijk. Jans heeft geen herinneringen aan de doordeweekse avonden. De familie ging overigens vroeg naar bed. Er werd ook wel eens bij het orgel gezongen. Bij de geboorte van een kind in het gezin reed vader Dirk met het koetsje naar de kerk om het kind ten doop te houden dat moeder Maartje bakerde. 

Naast de koets was er ook nog een (tweewielige) sjees, die alleen voor speciale bezoeken gebruikt werd.

Loopbaan

Tuinderij

Vader Dirk verkocht in zijn jeugd m.b.v. kruiwagen groente (radijs) langs de deuren. Later werd hij tuinder. 

Vader kweekte ook druiven en maakte zelf wijn (voor eigen gebruik). Volgens Jans was het lekkere wijn. 

Bij het weiland aan de Meerweg stond het paard dat gebruikt werd voor het koetsje (waarmee men op zondag naar de kerk ging) en de sjees (waarmee speciale bezoeken werden afgelegd).

Bij dit weiland bevond zich ook een kas waar Dirk perziken kweekte; alleen voor eigen gebruik.

Toen Dirk stopte werd het bedrijf opgedeeld tussen Arie Sonneveld (achterste deel) en Leen Klapwijk. Leen emigreerde in 1947 naar Canada; Jaap van Etten kwam toen in zijn plaats.

Dirk en Maartje woonden eerst in de twee meest zuidelijke huisjes van de rij arbeiderswoningen die op de tuin stonden. De laatste twee van de totaal vier waren samengevoegd met waarschijnlijk een binnendoorgang. Dit huis dat het dichtste bij het latere huis Klapwijkseweg 50 (zie hiernaast) stond, was dus groter dan de andere twee.

Deze twee siamese-tweeling-huisjes zijn later weer gescheiden en afzonderlijk bewoond. Dus na1908. Rond 1940 woonde tante Mien (een van de de jongsten) met oom Jaap van Etten in het zuidelijkste en woonden in de andere drie huisjes van noord naar zuid: Jan Voogt, Mos Bouwmeester (die 1e knecht bij Jasper Klapwijk was) en Bas van Etten, een broer van Jaap.

Op Oudjaar werden oliebollen gebakken in de schuur bij buurman Verweij

Met Nieuwjaar kwamen de knechten op de tuinderij hun nieuwjaarswensen aanbieden. Jans kreeg dan van Vader een stel zilveren munten (guldens?). Bij het weggaan moest ze iedere knecht dan een munt in de hand stoppen. Ze heeft daar de laatste jaren van haar leven moeite mee. In het algemeen zegt ze: "wat hebben we de arbeiders weinig laten meegenieten".  

Vader voor 't land (links van 't huis)

Moeder bij kippenhok

Huis aan de Klapwijkseweg in Berkel

Vader Dirk en Moeder Maartje woonden aan de Klapwijkseweg 50. Zoon Jas mocht op 15 april 1908 de eerste steen leggen voor het huis onder de spreuk •Rehoboth•. Er werd een marmeren plaquette in de vestibule aangebracht (zie foto). De plaat is bij de sloop van het huis in handen van een achternichtje gevallen.

Achter het huis no.50 was een bijkeuken met een schuur voor de fietsen e.d. Dan een kippenhok met een •bleek•, dat is een grasveldje om witgoed na de was te bleken. 

De kippen waren Moeder Maartje's domein. Ze hield van elke kip nauwkeurig de productie bij.

Daarachter een schuur voor het bedrijf en daarachter een varkensschuur. De varkens werden door Jasper verzorgd en hadden als nevenvoordeel de mest die op het bedrijf werd gebruikt voor broeien (warmte) en bemesting (na vertering).  

In de schuur stonden het koetsje en de (tweewielige) sjees.

Achter de varkensschuur stond een klein gashoudertje van misschien 3 m doorsnede voor moerasgas uit de grond. Dat is in de 2e W.O. ook weer gebruikt. Deze vorm van energievoorziening was trouwens niet uitzonderlijk in die buurt.

In het huis aan de Klapwijkse weg waren in de keuken (?) twee pompen. E•n pomp haalde water uit de vaart voor het huis; de andere leverde regenwater. Dit was dus eigenlijk een vroege vorm van een dubbel watersysteem in een woonhuis. De was werd overigens in de vaart gespoeld. Later werd naast de pomp een waterleidingkraan aangelegd.

Ze hadden telefoonnummer 17. Om met iemand te kunnen bellen moest je verbinding aanvragen bij 'het kantoor', waar de telefoniste zat. Het oproepen van de telefoniste ging door het draaien aan de zwengel van het telefoontoestel.

Als het (gas)licht dimde zei Vader Klapwijk: ga 's op de ketel zitten. De gasketel bleef soms in de put haken waardoor de gasdruk teveel zakte om de lampen van voldoende gas te voorzien. Het moerasgas werd in de put onder de ketel opgevangen. De put lag achter in de tuin, vlakbij de sloot (waarin je gas zag opborrelen). Het gas werd gebruikt om te koken en voor verwarming en verlichting. Op elke slaapkamer was een gaskraantje waar zonodig een 'kacheltje' aangesloten kon worden. Deze slaapkamers waren overigens meestal onverwarmd.

 

Hulp in de huishouding: Dirkje Stougie. Jans Klapwijk en Dirkje konden erg goed met elkaar opschieten.  

Buren waren (volgens Jans, 2002) o.a. de families Verweij en Vermeer.

Volgens Dirk Klapwijk: Vermeer (mijn opa van moeders kant!) op 42. Dan twee arbeiderswoningen 44-46 en dan Verweij 48 , Klapwijk 50 en vervolgens de 4 arbeiderswoningen, zie boven.