Johannes Hendrik (Henk) Dulfer
Hij werd geboren op 18 april 1912 te Leeuwarden als zoon van Gerrit Hendrik Dulfer (1885-1967) en Yke Hieminga (1889-1972). Als kind werd hij Hennie genoemd. Later Henk.
Na zijn middelbare schoolopleiding (MULO/HBS) ging hij naar de Hogere Handelsschool in Utrecht, waar hij in 1931 eindexamen deed. Zie informatie over jeugd en opleiding en karakter en hobbies.
Hij werd afgekeurd voor militaire dienst i.v.m. een litteken op het onderbeen; argument: een zogenaamde (?) TBC wond.
Het vinden van werk was moeilijk. Hij kreeg uiteindelijk een aanstelling bij de verffabriek Macostan in Ede. Drie broers de Nooij waren directeur van dit bedrijf. Een van hen, Zwerus, was met zijn vrouw Costera, bevriend met Henk's ouders. Zie loopbaan.
Hij was maatschappelijk actief, o.a. in het gereformeerd jeugdwerk (JV) en de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). Zie info.
Op 25 januari 1939 trad hij in Amsterdam in het huwelijk met Alida Woutera Ploeg. Uit dit huwelijk werden 5 kinderen geboren: Gerard (1940), Jaap (1941), Yke Marij (1942), Alice (1946-1985) en Marianne (1951). Zie informatie.
De oorlogstijd 1940-1945 brak aan. In 1942 werd hij opgepakt door de Duitse Gestapo en opgesloten in de gevangenis van Scheveningen. Eind 1942 werd hij vandaar overgebracht naar het kamp Vught en vervolgens in september 1944 naar het concentratiekamp Sachsenhausen, ten N.O. van Berlijn. In 1945, vlak voor de bevrijding door de Russen werd het kamp geëvacueerd; de dodenmars begon. Onderweg werd hij vrij gelaten en slaagde Zweden te bereiken. Na een eerste herstelperiode keerde hij in augustus 1945 in Nederland terug. Deze oorlogsperiode had een grote. blijvende invloed op hem en het huwelijk; met zowel belangrijke positieve als negatieve kanten. Voor meer informatie zie: Oorlog 1940-1945
Gedurende zijn afwezigheid was Ali, ondanks de zorg voor haar kinderen, actief in verzetswerk. Na het overlijden van Henk (Ede, 18 juni 1983) schreef zij daarover een uitvoerig verslag: Belevenissen van een gezin in de oorlog 1940 - 1945.
In 1952 verhuisde het gezin naar Utrecht waar Henk tot 1955 een baan had bij de Drukkerij/Uitgeverij Libertas: marketing van het nieuwe blad Gereformeerd Weekblad. Daarna had hij een vergelijkbare baan bij de Uitgeversmaatschappij Zomer & Keuning in Wageningen met als belangrijkste taak het in de markt brengen van het jeugdblad Arend. In het midden van de zestiger jaren werd hij aangetrokken als hoofd colportage bij het dagblad Trouw. Voor meer informatie. In 196x verhuisden ze naar Amsterdam Bijlmermeer.
Gaandeweg bleek dat hij zijn oorlogsverleden onvoldoende verwerkt had (concentratiekamp syndroom). Hij ging met vervroegd pensioen en kreeg van de Stichting 1940-1945 een aanvullend Bijzonder Pensioen voor oorlogsslachtoffers. In de zeventiger jaren werd hij enkele malen getroffen door een hersenbloeding. Hij leed aan afasie en werd -toen de zorg voor zijn vrouw te groot werd - opgenomen in het Verpleeghuis Breukelderhof in Bennekom.
Hij overleed daar op 18 juni 1983 (zie overlijdensbericht, toespraak van Gerard, etc).
Karakter en hobbies
Volgens zijn zus Aukje was Henk een gezelschapsmens. Hij deed niet aan sport, maar ging wel verplicht naar de gymnastiekvereniging DOK (Door Oefening Kracht) in Ede.
Henk bij DOK (helemaal links voor)
Was hij in zijn jeugd 'baldadig'? In ieder geval door de kantonrechter wel schuldig verklaard aan ongeoorloofd verblijf op de spoorbaan (zie krantenberichtje hieronder).

Volgens zijn zus Aukje was hij charmant; 'gevoelig voor vrouwen'.
In zijn jonge jaren hield hij veel van fotograferen. Omstreeks 1928 kocht hij zijn eerste camera, een Kodak boxje. Zijn zus Loes herinnert zich dat hij erg trots was op een foto van haar sproeten. Zij zelf vond sproeten vreselijk, had er zelfs cr•me voor, en vernietigde de foto later.
Hij had ook talent als voordrachtskunstenaar. Bij het x-jarig bestaan van de Oranjevereniging droeg hij in zaal Reehorst in Ede een gedicht voor (zie hieronder en detail links). Prachtig, volgens zijn zus Loes.
Zoek op in Edesche Courant.
Jubileum Oranjevereniging Ede (rechts Henk)
Henk was ook een trouwe bloeddonor van het Rode Kruis. Op 10 januari 1961 kreeg hij daarvoor de Karl Landsteiner Penning.
Prof. Mr. Ru Cleveringa schreef over zijn "vriend Johan Hendrik Dulfer uit Ede, de man, met wien ik mijn heelen kamptijd door samen werkte en die bijzonder veel voor mij deed": Hij was streng gereformeerd, maar van een hupsche, prettige natuur; een door en door rechtschapen, flink, moedig man; daarbij hartelijk en welwillend en hulpvaardig, een christen niet slechts met de mond, maar metterdaad; voorts lenig en handig; een snel opmerker, intelligent; waarachtig; kortom: uitermate sympathiek.
(zie Prof. Mr. R.P. Cleveringa, Gedenkschriften, E.J. Brill Universitaire Pers, Leiden 1983 ISBN 90 04 07092 3 a, p. 111)
Zijn dochter Alice gaf in 1983 (kort na zijn overlijden) de volgende karakteristieken van haar vader:
• Vader had als hij je bezocht altijd een eerste vraag (om de zaak op gang te brengen)
• Hij wilde graag in de voorhoede meedoen, maar niet haantje de voorste zijn.
• Hij leek op Jan van Gend & Loos in het blad 'de Arend'.
• Op maandag zette hij zijn kinderen om 7.30 in Amsterdam voor de deur af en vrijdag eind van de middag nam hij ze weer mee terug naar Wageningen.
Gerard: dat meenemen van passagiers gold niet alleen voor zijn eigen kinderen, maar ook anderen; bijvoorbeeld de kinderen van de Wageningse huisarts Landweer. Maar het is een gewoonte die van veel oudere datum stamt. Rie Dijksterhuis-de Nooij vertelde in 2002 dat Henk haar voor de oorlog (?) - toen ze nog een opleiding volgde voor kooklerares - in de auto van de zaak ophaalde (in Arnhem?). Ze zaten samen in de cremekleurige auto, de stoelen nogal ver van elkaar, wat Henk een opmerking daarover ontlokte, die Rie pareerde.
Zijn vrouw Ali e.a. maakten bij diezelfde gelegenheid de volgende opmerkingen:
• organiseren en de opbouw van bladen lag hem
• hij had zorg voor zijn uiterlijk
• hij was attent in het onderhouden van relaties: op de laatste dag voor zijn overlijden bedacht hij nog dat de heer Oost (een goede kennis/vriend) gewaarschuwd moest worden dat hij maandag niet langs kon komen.
Vrienden en vriendinnen
- Bonnie Boukema (verpleegster, vriendin van Wies Dulfer); in 1932 'scharrelde Henk met haar. Het werd niets. In 1935 leert hij Ali kennen in Ermelo (volgens Auk).
- Barend Geskus (geb. 7-12-1910); in augustus 1934 maakten zij samen een 6- daagse NCRV-boottocht langs de Rijn. Barend trouwde in 1940 met Diedie (geb. 7-6-19..).
- Wim en Gre Hartog
- Wim en Mien van Es
- Annie van Weringh
- Dits en Frits Leene 15-12-1939
- Ger en Frits Wamelink 27-9-1935
- Jan en Annie Kremer 17-3-1932
- Wim en Nan Nugteren 1943
- Dirk Veldhorst; kwam in1946 om bij verkeersongeval
Neven en nichten
xxxx
Buurtgenoten in Ede
- Hamelink, sigarenhandelaar op Maandereind
- P.Sibbles de Nieuw Boekhandel
School/opleiding
Henk ging in 1918 naar de School met de Bijbel (schoolhoofd Eijgenraam), Telefoonweg 21 te Ede. Hij kreeg daar o.a. les van meester Ludikhuizen.
Vervolgens in 1924 (?) naar de Christelijke School voor Uitgebreid Lager Onderwijs (ULO) aan de Beukenlaan te Ede.
Dit schooltype (ULO) en zijn pendant de MULO (Meer Uitgebreid lager Onderwijs) zijn enigszins te vergelijken met de huidige MAVO/HAVO.
In Juli 1927 zakte Henk echter voor zijn examen M.U.L.O.; zie groepsfoto van klas II en IV uit 1929!
Maar op 7 Juli 1928 behaalde hij het Diploma B van de MULO (zie onderstaand krantenbericht).
Hij ging vervolgens naar de driejarige HBS A in Utrecht waar hij op 11 juli 1929 zijn diploma behaalde. (zie onderstaand krantenbericht).
Twee jaar later, op 25 juni 1931, deed hij eindexamen vijfjarige HBS aan de gemeentelijke Hoogere Handelschool te Utrecht. (zie onderstaand krantenbericht).
Klas 5B van de Hoogere Handelsschool 1931 (Henk is 6e van links)
In datzelfde jaar (7 november 1931) behaalde hij een diploma "kantoorstenograaf voor de Nederlandsche taal".
Volgens zijn zuster Aukje had Henk wel een universitaire studie willen volgen, maar greep hij zijn kans niet. Volgens haar was hij geen echte studiebol, maar meer praktisch geori•nteerd. Hij had overigens een heel goed oordeel. Na de oorlog had Ali hem nog wel proberen te stimuleren om een avondstudie te volgen, maar dat was er niet van gekomen.
Loopbaan
Van 1932-1952 werkzaam bij N.V. Verffabriek en Chemicaliënhandel MACOSTAN, Grotestraat 11 te Ede. De fabriek was in 1919 opgericht door en was eigendom van de broers de Nooij. De naam MACOSTAN was gebaseerd op de namen van hun vrouwen: MArie, COSTera, ANne de Nooij (echtgenoten van Piet, Zwerus en Ko de Nooij). Zwerus en Costera de Nooij waren goede vrienden van zijn ouders. Henk was bij MACOSTAN hoofdzakelijk werkzaam als verkoper.
In augustus 1946 solliciteerde Henk naar de functie bij de afdeling personeelszaken van het Nederlandsch Indisch Rubberfonds in Batavia, Indi•. Men blijkt echter al in gesprek met een andere kandidaat. Wel worden hem enkele vragen over specifiek kennis en ervaring ter beantwoording voorgelegd. Op 4 november 1946 ontvangt hij een telegram met de boodschap " Uw sollicitatie verband vervulling vacature voorloopig gecanceld. Nirub."
Van 1 oktober 1952 tot 31 januari 1955 was hij in dienst bij de Drukkerij Libertas te Utrecht. Hij was als algemeen propagandaleider verantwoordelijk voor het op de markt zetten van Centraal Weekblad.
Zie brief van Autoverhuurbedrijf Herman van der Sluis (maart 1955) over schadevrij rijden. Mooie lage Citroën ...
Van 1 februari 1955 t/m 30 september 1965 N.V. Zomer & Keunings Uitgeversmaatschappij te Wageningen als Chef van de afdeling Colportage en Propaganda. Oa. Voor het op de markt zetten van het jeugdblad Arend. Zie ingebonden eerste jaargang.
1 october 1965 - .. 1974 werkzaam bij het Dagblad Trouw als hoofd colportage
In het voorjaar van 1974 moet hij op advies van een neuroloog stoppen met werken en vraagt bij de Stichting 1940-1945 een buitengewoon pensioen aan (zie brief van Ru Cleveringa d.d. 7 mei 1974).
In Memoriam
Lieve Moeder, familie, vrienden en bekenden,
Velen hier aanwezig, zo niet allen, zullen weten en begrijpen dat vandaag, op de dag dat wij JOHANNES HENDRIK DULFER begraven, de dankbaarheid en niet het verdriet overheerst; hoewel er natuurlijk wel tranen zijn. En wij zijn hier met de stellige zekerheid dat hij het zelf ook zo, en niet anders, gewild zou hebben. Het was hem goed te sterven. Hij heeft er naar uitgezien. Maar het zou niet in zijn lijn liggen om bij het sterven stil te staan. Wij willen omzien in dankbaarheid en vooruitzien met hoop en vertrouwen.
Hoewel geboren in Leeuwarden lag zijn jeugd vooral hier. Hij was een zoon van Ede. In deze plaats kreeg hij een belangrijk deel van zijn vorming. In het bijzonder de Jongelingsvereniging droeg daar aan bij. Hij leerde er dat geloven "werken aan de wereld" is. Via veel aktiviteiten en als lid van vele besturen ontwikkelde hij zijn gaven, vooral ook die van organiseren en besturen. Via het verenigingsleven leerde hij ook de onderwijzeres Ali Ploeg kennen. Zij trouwden kort voor de oorlog.
De oorlog, die toen zo'n ingrijpende invloed op zijn leven had, en dat ook lang daarna nog zou hebben. In 1942 werd hij door de bezetter opgepakt en opgesloten. Drie jaren bracht hij door in gevangenissen en kampen; eerst in Nederland, daarna in Duitsland, Vlak voor de bevrijding werd hij met zijn medegevangenen gedwongen het kamp Sachsenhausen te ontruimen. De "dodenmars" begon. In het bos van het landgoed Beelow brachten uitputting en verschrikking hem oog in oog met de dood. Hij werd gered. Op 4 mei 1945 - net aangekomen in Zweden - schreef hij in zijn eerste brief: "'t Is me nog onbegrijpelijk dat ik aan deze Duitsche hel ben ontsnapt. De Here zorgt! Hoe wonderlijk zijn zijn wegen. Honderden zijn gestorven. En mij spaarde Hij!". Die eerste brief toonde hem ook anderszins zoals hij was, bijv. als punctuele organisator. Hij vroeg Moeder al haar brieven van een volgnummer te voorzien, zoals hijzelf ook deed. Vier dagen later had hij het al zo georganiseerd dat hij voor het schrijven van brieven aan haar over een typemachine kon beschikken.
Hij begon aan zijn tweede leven. Een ongelooflijk wonder. Een Godsgeschenk, waarvan hij alle jaren daarna immer getuigde. Wat een wonder dat hij dat nog mocht beleven. Zoals de geboorte van 2 dochters uit zijn zogenaamde "tweede huwelijk". De start van dat leven was, ook voor Moeder, niet gemakkelijk. Zij hadden gescheiden, elk op eigen wijze, zo ontzettend veel meegemaakt. Vader kwam -zoals later bleek- geschonden, maar ook geweldig verrijkt de oorlog uit. Zijn geloof bepaalde in sterke mate zijn houding in de oorlog. Maar hij ontdekte dat Gods wereld zoveel rijker, zoveel ruimer was dan het gereformeerde wereldje waarin hij vóór die tijd leefde. Met christenen van andere kerken, met socialisten, liberalen en communisten had hij kontakten die hem diep troffen en die veel voor hem betekenden.
Hij stortte zich na zijn terugkeer snel weer in het werk. Eerst opnieuw in de verfverkoop, later in de protestantse uitgeversbranche: Centraal Weekblad, de bladen van Zomer en Keuning in Wageningen, en tenslotte het dagblad Trouw. Veel werk met colporteurs en agenten om het aantal abonnees van deze bladen te vergroten. Omzetverhoging, maar vooral ook kontakt met mensen. Met zijn mensen, voor wie hij soms voor dag en dauw op pad ging omdat zij in hun privé-leven zijn assistentie en aandacht nodig hadden. Organiseren en het ontmoeten van mensen was zijn lust en zijn leven. Reizend door het hele land gebruikte hij de mogelijkheden die zijn baan hem bood om kontakten met vrienden en bekenden te onderhouden. Zo gauw hij in de buurt kwam wipte hij aan om even een praatje te maken en een kop koffie te drinken. Bliksembezoeken waren het vaak. Wij plaagden hem ermee: de voordeur in, de achterdeur uit. Hij reisde weer verder. Het leek wel of hij geen rust had; hij was altijd onderweg. Het heeft hem en de familie getroffen dat zovelen, toen hij niet meer kon reizen, naar hem toekwamen.
Zijn aktiviteit beperkte zich niet tot het directe werk. Het strekte zich ook uit tot de school (waarvoor hij zich eerst in Ede en later in Amsterdam inzette), de kerk (in Wageningen en Amsterdam-Bijlmermeer) en de Anti-Revolutionaire Partij. Zijn gaven voor organisatie en bestuur kon hij daar ten nutte maken. Hij kon ruim zijn en wars van bekrompenheid, maar ook werd hij gekarakteriseerd door rechtlijnigheid en door - niet altijd even gemakkelijke- onverzettelijkheid. Hij was vooral een man van doen en hij had hart voor de zaak.
Hij was ook een man met gebreken en tekortkomingen. Het zou hem een ergernis geweest zijn als dat in dit verhaal niet zou doorklinken. Hij kon een tikkeltje ijdel zijn. Ondeugd verried zich in een karakteristieke glimlach. Hij maakte fouten, maar was bereid om die - ook tegenover zijn kinderen - toe te geven. Hij was een man die in praktijk probeerde te brengen dat je de zon niet over je toorn moet laten ondergaan. Een man ook die wist dat je na berouw niet bij je fouten stil moest blijven staan, maar gelovig verder moest, en kon. Zijn karakter maakte hem dat gemakkelijk. Hij was geneigd de zonzijde te benadrukken en Gods goedheid. Hij schreef eens:" ik beur aan vele dingen niet zo zwaar, vergeet gauw moeilijkheden en zorgen, en zie bijna steeds de lichtzijde." Zwaarmoedige preken lagen hem niet. Hij zong het liefst lofpsalmen.
Het huwelijk met Moeder had een bijzondere diepte. Zij maakten samen vele moeilijke en ingrijpende periodes door, waarin veel, soms alles, op het spel leek te staan. Wat is het moeilijk te begrijpen dat de verrijking van een relatie langs zulke barre wegen moet gaan. Wat hebben ze veel voor elkaar kunnen betekenen. Toen hij niet meer de voortrekkersrol kon vervullen stond Moeder achter hem om de zorg over te nemen. Wij - als kinderen - zijn dankbaar voor de wijsheid, liefde en trouw waarmee U Vader steeds terzijde hebt gestaan. Hij was lang niet altijd een gemakkelijke man; niet voor zijn vrouw, niet voor zijn kinderen. Hij was geen geëmancipeerde man; zijn dochters hebben hem daarmee vaak op de hak genomen. Maar hij was een man met een hart, een man met veel liefde. Zijn zorgzaamheid voor Moeder bleef tot het laatst een prominente plaats innemen. Voor zijn kinderen reisde hij - toen het nog kon - stad en land af om iets voor hen te doen, hen op te halen of weg te brengen, of gewoon even bij hen te zijn. Een man die heel bewust en met overgave een Vader wilde zijn, ook voor zijn aangetrouwde kinderen.
Tweemaal in zijn leven, tegen het einde van zijn "eerste leven" en nog eens, tegen het einde van zijn "tweede leven", heeft hij moeten ervaren wat het betekende om niet te kunnen spreken. Eerst in de gevangenis in Scheveningen, waar hij 6 maanden Einzelhaft kreeg. Hij schreef vlak na de oorlog: " Ik heb eens nagegaan dat ik in een maand tijds niet meer dan 25 woorden tot iemand heb gesproken om de eenvoudige reden, dat ik er geen gelegenheid voor had!" Nu, de laatste jaren, was het spreken hem door de afasie vrijwel onmogelijk geworden. Dat heeft hem heel erg veel verdriet en pijn bezorgd. Hij was "een mens voor de gemeenschap en geen individualist, die geheel alleen zijn weg wel vindt." Daarom was het zo belangrijk dat velen van U hem in de afgelopen jaren bleven opzoeken. Vandaag willen wij als familie in het bijzonder onze dank uitspreken aan die kleine groep van vrienden die hem met niet aflatende trouw wekelijks opzochten en hem "als engelen omringden".
Dankbaar zijn wij ook voor wat de staf en het personeel van de Breukelderhof, en met name van de afdeling Kristal, voor Vader (en voor ons) hebben gedaan. Hun zorg en liefde gaf inhoud aan die naam Kristal, een edelsteen. Die naam, die vertelt hoe kostbaar en bijzonder ieder mens is. Ook deze mens. Wij zullen hem missen zoals hij was, in het verre en in het nabije verleden. Hij was een mens om van te houden.
Maar zoals hij het gewild heeft kijken wij vooruit, vol hoop en vertrouwen naar de toekomst.
Uitgesproken door Gerard Dulfer





